Karelisch-Finse Laika
Een Karelisch-Finse Laikareu van zeer goed type.
Zij gelijken zeer veel op de Finse Spits, maar hebben een iets langer lichaam en een kortere vacht.
De spitsenkynoloog vorst A.A. Shirinskij-Shihmatov noteerde tegen het einde van de 19e eeuw in zijn in kaart gebrachte spitshonden een kleinere hond “Fins-Karelische” Laika met een verspreidingsgebied Finland en Oostkarelië tot Kandalahti in het noorden. De hond was kleiner van grootte en verschilde ook van kleur van de Fjärr-Karelische gebruikelijke spitsen. De boeren hadden hem de naam van ‘eekhoornhond’ gegeven.
Tijdens het consolideren van het ras ontdekte men hetzelfde in Finland, namelijk dat de rode spitsen gering in aantal waren en niet ergens een eigen groep vormden. Ten eerste vond men enkele individuen bij de Witte Zee en bij Finland in de Kajani streek. Oostkarelië en tevens de grensstreken met Finland zijn altijd doorvoerlanden geweest voor de verschillende reizigers en kooplieden. Een van de oorzaken dat de honden daar zo verschillend waren. Uit deze bonte groep groeide tijdens de 30-tiger jaren rondom Leningrad een kleine spitshondenstam, die bruinrood was en van hetzelfde type als de hedendaagse Karelisch-Finse Laika.
Dank zij zijn goede jachteigenschappen kreeg hij een duurzame vaste voet bij de liefhebbers van spitshonden. Zij stelden ook een voorlopige rasstandaard op.
Tijdens de belegering van Leningrad werd een groot deel van de hondenstammen vernietigd. Toch werden enkele individuen van de kleine spits gered. Uit deze kring honden werd na de oorlog de fok weer opgebouwd.
Ook in Oostkarelië overleefden enkele honden de oorlog, maar deze waren beduidend verschillend van type als de Leningrad honden. In Karhumäki werd een kleine staatsfokkerij opgezet, die de Karelisch-Finse Laika onder haar hoede nam. Het ras werd in 1951 officieel erkend en op de tentoonstelling in Petrozavodsk bracht men 25 honden uit. De Karelisch-Finse Laika heeft de gebruikelijke natuurlijke jachtaanleg van de laika en was een all-roundhond. Zij hadden nog steeds voor het merendeel dezelfde jachtstatus, ook al was de eekhoorn nog altijd het belangrijkste wild.
Enkele individuen hebben los elkaar de eekhoorn en vogel aangewend als grootwild honden op de eland, wildzwijn en de beer. De hond is willig voor het waterwerk, en daarom hebben zij ook een belangrijk aandeel in het apporteren van watervogels. Bij de jachtproeven heeft het ras zijn grootste successen behaald en de hoogste diploma’s als ‘eekhoorn’hond behaald.
Gewoonlijk behalen zij lagere diploma’s bij proeven op watervogels, wildzwijn en de beren.
Het ras consolideerde zich gelijktijdig in Leningrad en Moscow. De eerste rasbeoordeling van betekenis geschiedde in 1958 in Leningrad, waar 36 honden werden bijeengebracht. Maar de interesse voor het ras verminderde daar en de belangrijkste fok vond plaats in Moskou, waar men vanaf 1954 snelle vooruitgang boekte. De stamhonden werden betrokken uit Leningrad en Karelië.
De fokkers uit Moskou en de kynologen hebben een duidelijk beeld van de rasopbouw en hebben goede resultaten geboekt zowel qua exterieur als jachtaanleg. Momenteel heeft het ras zijn fervente aanhangers in Moskou, Leningrad, Petrozavodsk, Kalinin, Novgorod, Arkangelsk, Sortavala en Kirov, waar de staatsbontfokkerijen ook de hondenfok op hun programma hebben.
Volgens de geldende rasstandaard uit 1981 moet de Karelische-Finse Laika een jachthond zijn, welke afstamt van de jachtspitsen van de Karelische beroeps-jagers waarvan de kruising met de Finse Spits hun totaalindruk zal blijven domineren.
In vergelijking met de overige Laiki is dus de Karelisch-Finse Laika in de eerste plaats eekhoorn- en vogelhond. De normale gangen zijn galop en draf. De zintuigen zijn goed ontwikkeld en de jachtlust is opvallend.
De Karelisch-Finse zijn Laiki ten alle tijden de all-roundjachthond van de massa geweest. Ook als rashond worden zij voor hetzelfde doel aangewend en het meest gebruikelijke wild is de eekhoorn.
Dit jachtbeeld moet wel voldoen aan het gestelde doel. Een enkel exemplaar is met succes gebruikt op de eland, wildzwijn en als berenhond. Gewoonlijk kunnen de honden ook gebruikt worden als apporteerhond bij de vogeljacht.
Rasbeschrijving voor de Karelisch-Finse Laika
De Karelisch-Finse Laika is een kleinere spitshond met als totaalbeeld en type een droge en strakke hond.
Algemeen: Ze hebben een levendig temperament, is zeer gebonden aan zijn eigenaar, gereserveerd tegenover vreemden en verdraagt geen hardhandige behandeling.
Schofthoogte : voor reuen 42-50 cm en voor teven 38-46 cm. Verhouding hoogte tot lengte voor de reu 100-102 en voor de teef 100-104. De omtrek van de voormiddenvoet is voor reuen 9-10 en voor teven 8-9 cm.
De kleur moet bruinrood zijn in verschillende kleurschakeringen en nuances.
Wit is toegelaten op de borst, onder de buik, op de benen, staartpunt en op het hoofd.
Zwarte dekharen worden getolereerd op de rug, staart en lippen.
Neusspiegel moet zwart zijn.
Bij lichtgekleurde honden wordt leverkleur getolereerd.
Dekhaar moet recht en stug zijn, onderwol zacht en rijkelijk.
Een te lange of korte vacht wordt gediskwalificeerd.
Het hoofd moet droog zijn, van boven gezien wigvormig, bijna een gelijkzijdige driehoek, bij de reu relatief breed, schedel even breed als lang, de neus-partij droog spitsig en korter dan de schedel, matige stop, jukbeenderen goed ontwikkeld vooral bij de reuen, dunne lippen, droog en goed gesloten.
De hals droog maar gespierd en middellang, maar door de rijkelijke vacht lijkt het bij de reu kort.
De rug recht, sterk en gespierd, een diepe borst en goed gewelfd, de buiklijn iets opgetrokken.
De benen sterke, droge benen, van voren gezien recht, de ellebogen vast en de middenvoorvoet tamelijk kort. Achterbenen goed gehoekt. Voeten rond en gesloten.
De staart gekruld over de rug of langs het dijbeen gedragen, De lengte reikt tot aan de hiel wanneer deze naar beneden hangt.
bron: Nordliga Spetshundar
auteurs: Rune B. Samuelsson & Juho Perttola
vertaling: © kennel ‘fra Laikahuset’
Maak jouw eigen website met JouwWeb