Svenska Jämthund - Jämthond - Poolhond - Jachthond - elandhond

Jämthund

Ik raakte verslingerd op de Jämthond, lach niet, in de spreekkamer van onze tandarts. In een beduimeld blad stond een middelgrootte foto van een hond, zoals er duizenden gemaakt worden, en gaf een hond weer op een Scandinavische tentoonstelling die, van opzij gezien, peinzend recht naar voren keek. Hij was zo te zien krachtig gebouwd, maar straalde zo'n adel uit dat mijn hart in vuur en vlam stond. De patiënten nà mij hebben deze foto niet meer kunnen bewonderen. Twee en half jaar later, eind 1981, was de eerste Jämthond in Nederland.

 

De Jämthond is het nationale ras van Zweden, hoewel het embleem van de S.K.K. een Zweedse Lappenhond afbeeldt vindt dit waarschijnlijk zijn oorzaak in het feit dat Jämthond eerst in November 1946 werd erkend. Het ras is, als zoveel Scandinavische rassen, eeuwen oud en leefde in afgelegen valeien in Jämtland, puur als gebruikshond. 

De typische Jämthond is een grote spitshond van een duidelijk levendig type met een kalm en zachtmoedig karakter. Hij onderscheidt zich in uiterlijk van zijn kleinere 'neef' de Gråhond, en de andere gewone spitshonden allereerst door zijn grootte. De reuen zijn vaak ongeveer of boven de 60 cm schofthoogte. De teven iets minder.

De vacht is van gemiddelde lengte en grijs in verschillende tinten. Donkerder op de rug, lichter op de flanken en naar beneden met een gelijkmatige overgang naar een bijna witte kleur van de onderbenen en eveneens de witte onderzijde van buik en staart. Karakteristiek voor de Jämthond zijn ook de lichte "jämthund aftekeningen" langs de lippen, onderkaak en de borst. Zij onderscheiden zich ook van de overige Scandinavische spitsen doordat de kaken van voren niet smaller worden en de rechte neusrug en snuit breder zijn. De bouw van het lichaam heeft zowel kracht als lenigheid zonder zwaar te zijn.                          Borstdiepte is diep en goed ontwikkeld zowel van voren als van achteren.                                                                                        Zijn aard is natuurlijk en ontspannen, ook in wat meer kritieke situaties. Geen Hubertusklauwen.                                                    De goed gehoekte benen en ovale voeten met hun groot draagvermogen geven hem dat soepele gangwerk gelijk aan die van de wolfachtige, maar tevens dat ingetogen en snelle bewegen, ook in onbegaanbaar terrein.

De aard van de Jämthond karakteriseert zich op een eigenaardige kombinatie van waakzaamheid, moed en evenwichtigheid gepaard met een zelfstandige waardigheid, geduld, jachtpassie, energie en betrouwbaarheid. Zijn aard en de grote physieke waarden zijn gestoeld op oeroude ras eigenschappen en hoogstaande individuen." aldus een omschrijving van Erik Arvidsson , een van de meest vooraanstaande Jämthundkenners, bosbouwer, gerenommeerd fokker van Jämthonden, maar ook van Zweedse koudbloed paarden, jachtkeurmeester, schrijver en dichter. Bij zijn leven reeds een legendarisch man.

Omdat hier over dit ras nauwelijks meer bekend is, dan de schamele omschrijving in encyclopedieën van 'een grotere Zweedse variant van de Noorse Elandhond' wordt er iets uitgebreider op de geschiedenis ingegaan.

HISTORIE

Het oudste bewijs dat het een oud ras is, werd gevonden in Ballingsta (Uppland) op een runesteen van rond het jaar 1000. Het is een getekende elandjacht en de ingehouwen afbeeldingen tonen twee grote honden, een eland en boven hen een jachtvalk.

Verder staat er een skiloper met pijl en boog en een ruiter met speer op. In de begin 60tiger jaren werden onder de bisschopskerk in Lund, gebouwd in 1060, door de osteoloog Jan Ekman, een grote hoeveelheid beenderen gevonden. Beenderen afkomstig van een hondenskelet leken veel op die van de hedendaagse Jämthond, afgaande op détails van de schedel. Hetzelfde type voorhoofd, de markante oogkassen tezamen met de brede neusrug gelijken opvallend veel op die van de Jämthond en onderscheidde zich van de overige spitshonden. De honden waren van een aanzienlijke grootte, duidelijk met een schofthoogte van tegen de 67-70 cm en soms erboven. De conclusie luidde dan ook, dat de mens uit die tijd kennelijk behoefte had aan grote, sterke honden in deze dunbevolkte en afgelegen gebieden voor de zware jacht op de eland, beer en lynx maar niet in het minst voor bewaking van huis en vee. Deze honden waren krachtig en snel genoeg om weerwerk te bieden tegenover de beer, maar voornamelijk tegenover de wolf en in mindere mate tegenover de lynx. De kleinere, minder snelle spitshonden werden te vaak slachtoffer van de wolf.

Een koninklijke brief uit 1301 moet wel de oudst bekende beschrijving zijn die een aanknopingspunt bevat over de toenmalige elandhonden in Jämtland en Ragunda. De laatste ligt in oostelijk Jämtland en was in die tijd Noors grondgebied. In de brief wordt gesproken over het recht op elandenjacht, zowel op ski's als door schieten. Met behulp van goede stelhonden ging dat uitstekend wanneer men elanden voldoende kon benaderen om met pijl en boog te schieten, echter zonder een goede hond was dat in de regel onmogelijk. Het heeft natuurlijk ook grote voordelen om met een elandhond plus pijl en boog een eland te vellen wanneer er behoefte is aan vlees. De jager kon op die wijze in alle jaargetijden een eland schieten onafhankelijk van de sneeuwdikte. Groepen elanden waren heel zeldzaam in Jämtland; op deze wijze gaf men een goede kans op een betere buit. Gezien het in de brief vermeldde: "waar U van oudsher recht op heeft" en "dat oude gebruik heeft gehad" blijkt dat het schieten met pijl en boog van een eland reeds toen een oude gewoonte was.

Door de grote sterfte als gevolg van de 'zwarte pest' omstreeks 1350 volgde slechts spaarzaam mededelingen over het nageslacht.

In de jaren 14-1500 kreeg het provinciewapen van Jämtland zijn vorm en laat een grote, op een wolfgelijkende, hond zien, die gebruikt werd bij de elandjacht.

In rechtbankverslagen van 1625 en 1636 worden lieden veroordeeld wegens het schieten van een groter aantal elanden dan was toegestaan. Reeds toen bestond kennelijk een vorm van licentiejacht.

Uit "Dagboekaantekeningen van reizen in Jämtland 1792 - 1802" van de schrijver Fale A. Burman kan men lezen: 'van de Jämthund kan men twee oeroude inheemse varianten onderscheiden, tamelijk groot van bouw. De ene in de kleur gelijk die van de wolf, de ander pikzwart en wild, kwaadaardig van karakter.

Het is Elof Frisendahl, die vanaf 1860 tot 1920 in 5 boeken zijn ontelbare jachten beschreef. Daarin wordt telkenmale duidelijk gesproken over "de Jämthund" zoals bij een jager in Kaxås die tijdens zijn leven 55 beren schoot, twaalf daarvan met een val, de overige met zijn grote, goede en dappere 'witgekaakte' honden. Een andere passage is de volgende: "Het typische Jämthonden-uiterlijk vererft zeer sterk, zodat vele kruisingen het uiterlijk van een Jämthond laten zien, maar zijn waardevolle eigenschappen als eland/'stel'hond zijn onbetrouwbaar en dus een slechte reproductie van dit oeroude ras"

Oude jager uit 1864

Er is nog een soort Stövere of een stövere vermenging hier boven in Norrland, die 'drijven' a.h.w. de eland met groot uithoudingsvermogen op. De een na de andere eland valt ook bij zulke jachten, maar de Norrlanders bedanken voor een degelijke jacht. Mijn sterke Stövere Don b.v. dreef de eland met grote volharding voort. Maar ondanks dat kende ik niemand die zin had om met hem te jagen, want het zou een kwestie van gokken zijn wanneer ik in de gelegenheid kwam om te schieten.

Hoe anders is het met een eerste klas 'stel'hond, de Jämt, afgezien van zijn uitstekend vermogen om grootwild op te sporen. Zijn goed beoordelingsvermogen zegt hem n.l. wanneer de eland 'onmogelijk' is en laat hem ook die dag met rust. De Jämthund neemt de zaak dan ook bewonderingswaardig praktisch op. De Jämthund,  Skog, vaak genoemd in mijn twee voorgaande boeken heeft meer dan eens zijn eland 5 tot 6 uur vastgehouden toen het wild de lucht kreeg van mensen en met een matig gangetje wegliep. Maar dezelfde hond heeft ook enkele minuten een onder 'de wind lopende' eland verlaten omdat hij wist dat het voor die dag zinloos was het edelwild met een voorsprong in te halen. De elandjager van Norrland weet ook zijn vierbenige kameraad juist om zijn praktisch oordeel hieromtrent te waarderen."

Veel aandacht besteed Frisendahl aan de Jämthond rond 1900. Ook in Zweden heeft men een wolvenplaag gekend zoals in Noorwegen. Dit was voor het ras een kritieke periode omdat daarna de beer bijna niet, en de eland in een gering aantal voorkwam. Er bleef nauwelijks iets over voor die honden, die niet gespecialiseerd waren op klein wild. De Jämthond was bijna een verloren ras. Juist daarom maakte hij pure propaganda voor dit zo unieke ras, waarmee hij als natuurmens en jager zulke dierbare herinneringen aan had.

In 1937 accepteerden de Kennelclubs van Noorwegen en Zweden de algemene standaard van de Gråhund of Norrland Spitz. Een algemene standaard waarin de hoogte van de reu wordt vermeld met 52 cm, de teef iets minder. Het grotere type werd compleet genegeerd.

Een tijdlang is het stil rondom de Jämthond. In de winter van 1942 ontvangt Björn von Rosen, die werkzaam is voor "Svenska Dagbladet" en verantwoordelijk was voor de rubriek 'Jacht en Honden', een brief van de Jämtlander Axel Lindström, die sprak over een "Berenhond" die niet op de rantsoeneringslijst stond. Deze, door de overheid uitgebrachte lijst, vermelde die rassen, die in de praktijk hun nut hadden bewezen en derhalve gerechtigd waren om speciale rantsoenen te ontvangen. De schrijver van de brief zag dat de grijshond niet op de lijst stond en wilde zo de aandacht vestigen, en daarmee ook op de grotere variant uit Jämtland, die hem zo na aan het hart lag. Als bijlage waren enige foto's toegevoegd die een krachtige spitshond lieten zien. Het uiterlijk van de hond trok de aandacht van von Rosen en vroeg de schrijver om meer informatie. Dat was het begin van een kynologisch geschil dat als "de strijd om de Jämthond" de geschiedenis in zou gaan. 

Toen rond de eeuwwisseling de standaard van de grijshond werd geschreven, had de standaardcommit‚ een kleinere en minder zware hond als model genomen,die ook veel voorkwam in Jämtland. In de veertiger jaren hadden als gevolg van het opgezette stamboomboek  bijna overal de grotere honden in de provincie verdrongen. Alleen in de afgelegen dorpen waren nog resten van het van het grotere type. In pogingen om het ras erkend te krijgen, noemde Lindström de honden 'berenhonden' hoewel ze nauwelijks meer op beren jaagden. De naam werd louter en alleen gekozen omdat zij afkomstig waren van een lokale stam, die beroemd waren door hun prestatie's op de berenjacht.

Notitie's van oude jagers uit die streek alsmede door het verzamelen van oude jacht- en hondenfoto's bevestigden Lindström's denkbeeld: Honden, die het goed doen op de berenjacht, waren van "het grote, oude soort" Björn von Rosen bezocht de S.K.K. en sprak met de directeur en secretaris, die opvallend voorzichtig met hun uitspraken waren. Ook had hij een vruchtbaar gesprek met een jager, Eimar Edström  uit Norrland, die, zo bleek later, in de functie van majoor het hoofd was van de hondenbrigade bij het leger waarbij hij vertelde goede ervaringen te hebben met deze grijshonden  als trekhond. Met deze gegevens ging Björn over tot publiceren van zijn bevindingen. Een bestuurslid van de Zweedse Spitshonden club schreef daarop dat hij bij herhaling had getracht de S.K.K. tot andere gedachten te brengen. De Jämtlanders hadden, zo schreef hij, hardnekkig beweerd dat de standaard over een ander type hond ging, een type dat, volgens hen, van Noorse oorsprong was. Het idee van het bestuurslid zowel als die van Lindström  betekende een keuze tussen twee alternatieven: òf de huidige standaard herzien ten gunste van de grote variatie, òf een nieuwe standaard te schrijven voor de grotere grijshond.

Er volgde een lange tijd van argumentering tussen voor- en tegenstanders tot de Zweedse Spitshonden Club Lindström en von Rosen uitnodigde tot deelname  aan de discussie op de jaarvergadering in Östersund. Toen von Rosen en zijn reisgenoot uit de trein stapte, werden zij opgewacht door Nils Eriksson en zijn hond Boj.

Tijden het eerste gedeelte van de avond moest er stoom van de ketel worden afgeblazen, temeer daar ieder zo zijn eigen gedachten had maar deze niet had kunnen uiten omdat de tegenstanders elkaar nog niet eerder ontmoet hadden.Toen de discussie enigszins geluwd was, werd Nils gevraagd zijn hond naar binnen te brengen.

Axel Lindgren, was een vooraanstaand man in de Spitshondenclub en een veel gevraagd keurmeester. Hij was het geweest die zich tijdens de debatten het  agressiefst had opgesteld. Toen de Jämthond Boj binnenkwam kreeg Axel een peinzende uitdrukking op zijn gezicht en het werd stil in de zaal en de sfeer veranderde voelbaar. Boj stond daar onverstoorbaar, z'n staart zwak kwispelend.  De nu volgende dialoog werd het cruciale moment. Het was Axel Lindgren die de stilte verbrak en zei: 'ik zie niets bijzonders aan deze hond, zulke honden hebben wij hier veel gehad. Het is ongeveer een hond waarnaar wij willen streven.' Björn von Rosen stelde toen de vraag 'Is dat het type hond dat de Spitshondenclub wil fokken? U bent toch keurmeester!' 'Nee, dat niet' zei Lindgren 'volgens de standaard is hij niet'; waarop von Rosen repliceerde dat een aanpassing van de standaard zodat deze bruikbaar was voor beide types, het doodvonnis betekende voor de grote variant; de honden zijn tè verschillend.

Doodstil werd het in de zaal en Axel Lindgren haalde diep adem en sprak:"Tja, misschien, wij zullen erover nadenken" Axel Lindström liet de benaming 'berenhond' vallen. Een werkcommissie werd  ingesteld om een ontwerpstandaard op te stellen voor de Jämthond, die na enige correctie's van het bestuur naar de S.K.K. werd gezonden. Vele jaren gebeurde er niets, maar de Jämtlanders, waaronder Erik Arvidsson, gingen door met het zoeken naar rastypische honden. De aanhangers van de grijshonden maakten er een prestigezaak van terwijl het kennelbestuur het er kennelijk moeilijk mee had om op eerdere uitspraken terug te komen.

Erik Arvidsson

 

In 1946 kwam er plotseling schot in de zaak; de chef van de hondebrigade, Edström deed plotseling een positieve uitspraak, Carl Leuhusen, secretaris S.K.K. reisde af naar Jämtland en verklaarde vervolgens dat de Jämthond,  naar zijn inzicht, niet alleen als zelfstandig ras moest worden verklaard, maar bovendien ook als 'oorspronkelijk' moest worden beschouwd en dus het'oertype' was waaruit de grijshond van nu volgens de nu geldende internationale standaard was gefokt. Daarmee was erkenning een feit en de standaard voor de Jämthond werd op 21 november 1946 gepubliceerd naast die van de Gråhund.

In 1980 werd de standaard (nr. 42) herzien, terwijl in 1981 de standaard  van de Gråhund (nr. 112) niet langer van kracht werd verklaard, die van de Noorse Elandhond (nr. 242) is nu het enige erkende ras. 

 

RASBESCHRIJVING

Qua jachtcapaciteiten moet de hond aan de volgende eisen voldoen:

- Hij moet een goede jachtlust hebben. Zelfstandig opsporen, tenminste één km. rondom de jager en goed contact houden met hem.

- Hij moet een goede neus hebben en daarbij het vermogen de wildgeur op grote afstand te herkennen.

- De elandgeur moet hem sterk stimuleren en hem méér interesseren dan ander wild.

- Hij moet het juiste 'stel' instinct hebben en vaak de eland tot zeer nabij bezighouden.

  (een hond die aanhoudend drijft is géén 'stel'hond!)

- Hij zal doorlopend proberen aan de voorzijde van de eland te blijven.

  Zijn instinct ontwijkt de aanvallen van de eland maar hij vreest ze niet.

- Zijn geblaf zal kalm doch goed hoorbaar zijn.

- Hij moet schotvast zijn, ook wanneer vlakbij hem geschoten wordt.

- Bij het vluchten van de eland zal de hond zacht ademen en geen gehijg  voortbrengen.

 

Wanneer men de bovenstaande eisen leest, kan men eruit opmaken dat het een zelfstandige jachthond moet zijn, ja, zelfs menigmaal zelf de situatie moet beoordelen. De betiteling van 'eigenzinnige' hond moet feitelijk die van een 'zelfstandige' zijn.

De hond die qua schoonheid voldoet aan de standaard en zich landskampioen mag noemen, krijgt de titel SUCH (Sveriges Utställning CHampion) en voor de jachtproeven SJCH (Sveriges Jakt CHampion).

Dat kan men in Noorwegen en Finland (tot voor kort) eveneens trachten te behalen. Het summum is dan het verkrijgen van het NORDIC kampioensschap, een titel welke per jaar wordt vergeven. Veelal is de hond dan zo rond de 6-7 jaar oud.

Wat is nu de ervaring met de Jämthond  hier in Nederland?

Hierbij gaan we even terug naar de tandarts en wat zo'n fotootje voor een indruk geeft.

Een zelfverzekerde, rustige en enigszins filosofische hond,  leek het mij. Ik zal U  de opsomming besparen eer ik een antwoord kreeg. Op brieven naar allerlei instanties n.l. niets, eerst toen wij de Zweedse keurmeesteres, Mrs. Larsen-Rosval, zich voor mij inzette kreeg ik antwoord van de S.K.K. om vervolgens een computerlijst van kennelnamen te ontvangen.

Uiteindelijk was het Erik Arvidsson die een twee regelig briefje zond met accoord om een hond af te staan. Het werd Jämtälgens Stårsa, een teef,  twee en half jaar na de eerste poging! Een juweel uit zeer goede bloedlijnen,  zoals ik later begreep. Kreeg een week na de aankomst de Parvo-ziekte, opgelopen op de luchthaven van Stockholm. Dankzij een intense samenwerking tussen onze dierennarts, heeft ze het gehaald. Hoewel ze enige groei-achterstand had opgelopen, presteerde ze het op de leeftijd van 9 maanden in onze gevestigde orde van Noorse Elandhonden de leidster te worden bijna zonder slag of stoot. Dit had tot gevolg dat de rangorde opnieuw gerangschikt diende te worden en er ontstonden schermutselingen tussen moeder en dochter Elandhond, iets wat voor die tijd  al een beetje broeide. Wanneer dit de kop opstak, stond Stårsa op, liep rustig doch gedecideerd naar de grommende honden toe en ging er tussen staan, fier en overtuigend zonder enig geluid harerzijds, te kennen gevend dit niet te dulden. Ooit heeft de oudste een uitval gedaan, onder mijn ogen notabene, maar toch hebben wij nauwelijks iets gezien, alleen 'moeder-overste' lag plat met een scheurtje in het oor en zolang we haar mochten houden is er nooit meer iets gebeurd! Wanneer wij een nest van de Noorse Elanden hadden en elke hond met een grote boog om de werpkist liep tot ca. 5 weken, daar ze anders een geweldige uitval kon verwachten van de moederhond, de Jämthond niet, die lag met 3 weken pleegmoeder te spelen.

Jämtälgens Stårsa

Wanneer zij, aan de lijn of los agressief gedrag ontmoette, ontweek ze dit aanvankelijk, bleef de betreffende hond aanhouden, dan probeerde ze hem vriendelijk te stemmen, iets wat over het algemeen lukte, ongeacht of het een reu of teef was en de enkele keer dat de opponent niet ontvankelijk was en toch in de aanval ging, was het conflict flitsend beslist. Voor de mens een 'mieterse' hond, vriendelijk, tegenover vreemden gereserveerd, gillend van enthousiasme bij goede bekenden. Verdrietig tot op de dag van vandaag hebben wij afscheid moeten nemen door een auto-ongeluk, veroorzaakt door vriendelijkheid jegens een andere hond die ze aan de overkant van de weg zag, een hond waar ze veel mee ravotte.

Inmiddels gingen wij jaarlijks naar Scandinavië, waarbij wij de fokker altijd bezochten en de grootste moeite hadden om er weer weg te komen, kortom het 'klikte' ondanks het gigantische taalprobleem. Toen ik meldde dat Stårsa verongelukt was, kwam een minuscuul briefje: "Ben in Värmland op jacht, kom hierheen, beter voor je" Aldus gedaan.

Over de hond werd niet gesproken, afgebeuld ben ik wel. Na een week gingen  we terug naar Jämtland en halverwege kwam tot uiting dat daar een pup voor me  lag te wachten. Met de moeder zowel als de vader was ik mee op jacht geweest. De moeder was een ongemeen fanatieke jachthond waarvan het volgende staaltje.

Na afloop liepen we terug naar de jachthut. Normaal lopen de honden aan een wat dunne ketting met een leren handvat. Ik had de hond opgevangen en toevallig had ik nog een leren lijn in mijn jack van thuis. Kort en goed; tijdens zo'n moeizaam gesprek liep ik plotseling alleen met de lijn, ze had 'n eland geroken en de lijn in ja en nee doorgebeten! Zo’n jachtpassie had ze.

Thuisgekomen was de pup daar. Iedereen die wel eens een nest gezien heeft, weet hoe moeilijk het is om er nee tegen zeggen en bijzonder in mijn geval. Toch 2 dagen erover gedacht, gesproken met het thuisfront. Want wat gebeurd  er met zo'n hond in onze lage landen? Was dit verstandig met zo'n felle moeder en een vader die ook het nodige gepresteerd had? Toch gedaan.

De vader was zo'n rustige, peinzende zelfverzekerde hond en die zal toch wel de nodige invloed hebben op deze pup. Achteraf bleek dat Erik een andere toezegging had ingetrokken om mij deze hond te kunnen geven. Jämtälgens Jaga, zo heet ze, is een schat van een hond, een type waarvan je, bij wijze van spreken, een poot kan uitdraaien en dan zegt ze nog 'dankjewel'  Ze is uitermate gereserveerd t.o.v. vreemden, vriendelijk, echt lief zelfs, maar met een zweem van afstandelijkheid t.o.v. de familie. Met andere honden/dieren heeft ze een vluchtig contact, maar ontloopt ze. Heeft totaal niets in te brengen in de roedel en is duidelijk de 'underdog'

Het felle jachtinstinct van de moeder is duidelijk aanwezig. Ze mist één belangrijk deel van het instinct n.l. het terugkomen binnen rond de 20 minuten, ik moet haar altijd ophalen. Ergens vindt ze, hoe dan ook, een egel waartegen ze als een idioot staat aan te blaffen (ståndskall) dat maakt de zaak een stuk eenvoudiger, dat wel.

Vrienden van ons, vroegen of we een reu konden importeren, waarbij het jachtinstinct enigszins op de tweede plaats stond. Kostte ook veel tijd maar hij is gekomen; Jämtälgens Oden. Persoonlijk vonden wij het moedig of het is een kwestie van overwicht, om een pup reu bij twee andere opgegroeide reuen te nemen. Het gaat uitstekend, ook nu nog, nu hij volwassen is. De hond luistert prima en heeft een gematigd jachtinstinct en heeft zijn eigen plaats in de roedel verworven zonder noemenswaardige problemen. Kreten, anders kunnen wij het niet noemen, hebben ons echt duidelijk gemaakt, dat zij "nooit meer zonder een Jämthond willen zijn", en spreken voor zich.

Mijn vurige wens was altijd nog eens een reu te hebben als die van dat bewuste  plaatje, maar de echtgenote had alleszins begrijpelijke bezwaren. De kinderen nog niet groot genoeg, maar hoofdzakelijk; een reu tussen 3 Noorse Eland- en 'n Jämthond teven zag ze echt niet zitten. Geen kennel, een middelgrote tuin, maar wel schuifdeuren in huis, dat wel!

In 1985 had ik tijdens het jachtseizoen een jonge teef van rond de 2 jaar gezien met een markant hoofd, J.A. Fasta. Het karakter had, zover ik het in zo'n korte tijd kon beoordelen, veel weg van mijn eerste hond. Het hoofd wat mij zo fascineerde was, zo vertelde Erik, van het oude type.

Het probleem was dat in tegenstelling van de overige spitshonden, de neusbrug vierkant en niet spits toelopend moest zijn. Iets wat in toenemende mate  voorkwam, ook bij hem. Dat draagt zo nadrukkelijk bij aan het typische  uiterlijk van de Jämthund en hij liet mij oude foto's zien.

Jäger, het oude type

 

Ook zag ik J.A. Stalo terug, een broer van Stårsa. In de jaarboeken was ik hem vaak met goede prestatie's tegengekomen. Onweer of geen onweer thuis, ik vroeg of ik een kans maakte op een pup uit deze combinatie. Erik gaf diplomatieke antwoorden, maar geen ja maar ook geen nee. Ik had het gevoel dat ik geen schijn van kans maakte. Thuisgekomen lukte het me om instemming te verwerven mits ik een kennel bouwde. De zomer daaropvolgend hadden we een avond georganiseerd bij een vriend van hem, die goed Engels sprak en geloof ons, we hebben de hele avond getracht hem over te halen om een ja-woord te verkrijgen hetgeen zo tegen 23.30 uur lukte. Om een lang verhaal kort te houden, eind Mei'89, ik kwam net uit kantoor, telefoon uit Zweden van zijn neef, die ietwat Engels spreekt. Of ik nog interesse had! Wat een vraag! Op de vraag wanneer de hond zou kunnen komen, was het antwoord kort en bondig: morgen. Je zou ze, die Zweden. 

Hij kwam, zag en overwon, Jämtälgens Onyx. Hij had die blik, die uitstraling die bouw als pup reeds! Nu, 17 maanden later, bijna aan het eind van z'n pubertijd  kunnen we welhaast met zekerheid zeggen dat het een Jämthond wordt zoals wij het ras hebben leren kennen. Vriendelijk voor mens en dier, hoewel zijn wat nors geblaf daar nog wel eens afbreuk aan doet.

Hij begint een echte persoonlijkheid te worden, nu al evenwichtig en een redelijke zekerheid uitstralend, hoewel hij tussen al die teven weinig te vertellen heeft. Op en top een heer. Goed, er zijn de nodige schermutselingen geweest vanaf z'n 13e maand. Daarbij imponeerde hij uitgerekend een New Foundlander, 'n Rottweiler maar kreeg van een St. Bernhard en 3 Wolfshonden tegelijk een lesje wat hondenmanieren zijn. Alle reuen die kleiner zijn laat hij nog steeds  met rust m.u.v. de Buhond-reu van mijn dochter. Die was zo 'hondsbrutaal' dat het er wel van moest komen. Maar ook dat is over, de 'witte' behandeld hem met respect en hij is wat toleranter tegenover hem.

Jämtälgens Onyx

 

Recentelijk, 19 maanden oud, een ontmoeting met een hond van gelijke  grootte en omvang. Waar hij tot voorkort met jeugdige onbezonnenheid op agressief gedrag inging, nu werd de situatie beter beoordeelt, de benadering van de opponent met recht-opstaand haar en de tanden bloot kwam voort uit angstgedrag; hij stond pal voor de hond, de staart lichtelijk kwispelend, bekeek de hond nadrukkelijk, draaide er omheen en kwam na een bevel op mij toe, meewarig omkijkend. De Jämthond ten voeten uit!

Lopen aan de lijn gaat uitstekend, volgen aan het been eveneens. Het komen zagen we even wat moeilijk in, maar nu gaat het redelijk goed, al duurt het wel eens een kwartiertje. Geeft z'n 'ståndskall' tegen het konijn, egel en eekhoorn, maar wanneer we er niet te veel aandacht aan besteden komt hij na zo'n 5 … 10 min. aan denderen. Het is een hond met een tomeloze energie, iets wat aan de fiets merkbaar is. De eerste 2 à 3 km. hoef ik niet te trappen, hij trekt me wel, z'n top ligt nu rond de 40 km/u. Daarna gaat hij in draf, vaak in 'passgång', een wijze van lopen die wolven eveneens hebben wanneer zij grote afstanden afleggen, waarbij een minimum aan energie gebruikt wordt. In de tentoonstellingsring is die 'passgång' alleen een ramp en wordt vaak als telgang bezien. In huis bijzonder rustig en zeer aanhankelijk, vraagt zo nu en dan nadrukkelijk om aangehaald te worden. Kortom hij is het!

Met opzet zijn alle 4 honden enigszins beschreven om 'n dito indruk te geven. Alle vier hebben ze hun eigen karakter, zo is gebleken. Ze hebben een behoorlijke energie, zijn sterk mens gebonden maar behouden hun eigen identiteit. Vriendelijk, zonder slaafs te zijn.

Het blijven echter zelfstandige jachthonden, gelijk de overige honden uitScandinavië die op elanden jagen en dat maakt het grote verschil. Wanneer men verwachtingen heeft dat de hond feilloos bevelen opvolgt, moet men  onder géén beding aan deze rassen denken. Hij kan en doet het niet, alle uitspraken van trainers ten spijt, die ons verzekerden dat het wel lukt met middelen van zacht tot hard. Het zekere resultaat dat men dan verkrijgt is een uitermate onderdanige hond, die een zwakke afspiegeling wordt van de eens zo fiere rasvertegenwoordiger.

De opbouw van een band met de hond is het sleutelwoord, een wederzijds respect op een haast 'hondse' wijze. Als voorbeeld dient het volgende: Alle jonge honden die tot dusver in huis kwamen leerden van de oudste hond waartegen een 'ståndskall' te geven.    In het begin gingen we erop af, riepen 'brave hond' en lijnden vervolgens de hond aan. Gevolg was de volgende keer dat de hond, veelal met 'n egel aan de sjouw ging, en daarbij zo'n 20 mtr. buiten bereik bleef. Dat ontaarde 'an sich' tot een spelletje, werkelijk we hebben eens bijna 3 uur achter zo'n hond aan lopen rennen. De oplossing was eigenlijk vrij simpel, we gaan er nu op af, roepen alle variatie's van 'brave hond' roepen zelfs zo en dan "pang", hoe stom dat ook klinkt, en lopen dan even later weg. Kort daarna is de hond bij ons en laat zich aanlijnen. Hij heeft z'n werk gedaan, de mens heeft z'n prooi 'gesteld' en de verantwoording daarvan is door de voorjager overgenomen en ging verder op jacht. Daarmee was het eeuwenoude ritueel voltooid.

Van tijd tot tijd wordt wel eens gevraagd: "wat is nu het verschil tussen de Noorse Elandhond en de Zweedse Jämt?" Behoudens de grootte en het uiterlijk is het voornamelijk de bedachtzaamheid, het rustige, de verdraagzaamheid, de uitstraling, de zelf-verzekerdheid zonder daarbij direct agressief gedrag te vertonen tegenover soortgenoten en tegelijkertijd de aanhankelijkheid aan de mens.

In groepsverband komt dat het best tot uiting in de Scandinavische landen en in het bijzonder op een speciaal tentoonstelling in een ring met 20 tot 30 reuen.

Bij de Jämthonden hoort men nauwelijks iets, ze grommelen wel wat als de ander wat te dichtbij komt, maar met een kleine correctie is dat over.

Bij de Noorse Elandreu is het beduidend lawaaiiger en minder verdraagzaam.

De Finse Karelische Berenhond doet daar nog een schepje bovenop, waarbij vermeld dient te worden dat de Finnen dat, òf accepteren, òf dit wel aardig vinden. In alle gevallen geldt dit voor soortgenoten, tegenover de mens vertoont de hond, een enkele uitzondering daargelaten, géén agressief gedrag.

Waarom komt de Jämthond zo weinig voor in Nederland als dit zo'n fijn ras is? Zeker in vergelijk met de Noorse Elandhond en in mindere mate de Karelische Berenhond. Eerstens doordat de hond op "binnen"-tentoonstellingen het uitermate slecht 'doet'. Ze hebben er gewoon een 'broertje dood aan' en dientengevolge zijn wij weinig 'uitgekomen', ook al omdat er nauwelijks keurmeesters zijn die echt verstand van dit hondenras hebben. Voor de tentoonstellingsorganisatoren zowel de rasvereniging is de keuze van een Scandinavische specialistkeurmeester kennelijk te kostbaar of zien het belang voor de betreffende rassen daarvan niet in.

Tweedens, de belangstellenden hebben wij stelselmatig nadrukkelijk gewezen op de mogelijke problemen van het jachtinstinct en de daaraan verbonden tijdsfactor. Op uitnodigingen van de T.V. gaan wij niet in, benauwd als wij zijn voor een vorm van "Lassie effect".

Toch zouden wij binnen een niet al te lange tijd een nest willen fokken uit de beide Zweedse importen om naast de twee serieuze belangstellenden in Nederland, voldoende gegadigden te vinden in Duitsland en Denemarken, waar verschillende honden zijn geplaatst bij jagers op groter wild, daarbij nu ook denkend aan Polen en Tsjechoslowakije waar de elandhonden ook gebruikt worden op de edelhert en het wild zwijn.

Vooralsnog is de enige mogelijkheid om aan een Jämthond te komen, die van import en dat is toch een wat kostbare aangelegenheid n.l. ca. fl. 2000,- tot fl. 2500,- afhankelijk van de bloedlijnen en de prestatie's van de ouders en de plaats waar de hond vandaan komt alsmede de wijze van transport.

 

Auteur: kennel 'fra Laikahuset'

DWS - October 1990

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb