Noorse Buhund
Er kan nauwelijks de minste twijfel over bestaan dat de Noorse Buhond nauw gerelateerd is aan de Norrbottenspets en de Finse Spits. Ondanks het feit dat de stammen lang afzonderlijk leefden zijn het oorspronkelijke type en de raskenmerken dermate overeenkomend dat men binnen de 3 rassen individuen kan aantreffen, welke in elkaars tentoonstellingsring geplaatst zouden kunnen worden.
Het oorsprongsgebied van de Buhund is midden- en noord Noorwegen geweest.
<<< Caro (1972)
Het ras is zeer oud en is aangetroffen in de tijd der Vikingen als de kleinere spitsen was toen reeds een gewone veelvuldig voorkomende gebruikshond. Hoogst waarschijnlijk is de Buhund de voorvader van de Lundehund en de IJsland-spitsen, d.w.z. dat zij gemeenschappelijke oorsprongwortels hebben.
Binnen Buhund kringen heeft men lang gedacht dat de Buhund een zuidelijke inwoner van het Noorden was en direct afstamde van de midden-europeesche Turfhond (Canis familiarius palustris). Het negeren van de algemene verwantschap van de kleinere Laiki tot de noordelijke honden uit het stenen tijdperk, moet hier-toe geleid hebben want alle feiten spreken in het voordeel van de stelling dat ook de wortels van de Buhund gezocht moeten worden in Oostelijke richting.
Het is een tak van de grote moederstam der kleine laiki. Het bewijs van deze op-vatting vindt zich o.a. in het type en de raskenmerken. Ook is het zeer waar-schijnlijk dat de oervoorvaderen van de Buhund jachthonden waren, maar langzamer-hand werd hij voor andere taken, die van hoeder- en boerderijhond, gebruikt. Van het laatste is de naam ontleend. Voor het overige is de historie nagenoeg gelijkwaardig aan die van de Norrbottenspets. Het was 'slechts' een hond waar niemand iets speciaals in zag dan dat hij op het erf liep en als 'manus voor alles' gebruikt werd. Hij waarschuwde voor onbekende bezoekers, hoedde het vee en werden soms als jachthond gebruikt doch zijn belangrijkste rol was die van schapenherder.
Het ras is in 1943 erkend. Destijds was het aantal catastrofaal gedaald. Aan de wederopbouw werd met een geselecteerd aantal honden gewerkt. In het midden van de tachtiger jaren lag het aantal geregistreerde honden op rond 200 per jaar, waarvan de helft in Zweden werd gefokt. Numeriek kan het ras niet groot worden zolang de eerste opgave die van gezelschapshond is. De verantwoordelijken van dit ras dienen het aanwendingsgebied uit te breiden tot de jacht. Deze jacht-aanleg heeft de tijd nog niet gehad om geheel te verdwijnen althans niet inScandinavië.
Toch is de Buhond een populaire hond. Hij heeft een passende grootte, is spontaan en gezond. Bovendien heeft het ras een goed temperament, is vriendelijk, levendig en toegenegen. Over het algemeen hebben zij een goed exterieur doch helaas te vaak een te breed front dat een slecht bewegen van de voorbenen veroorzaakt.
De staart behoort normaal gekruld te zijn en wordt dicht over de rug gedragen. Vaak zijn ze stevig gekruld.
De kleur moet beige zijn zonder evenwel grijze en rode nuances en zeker niet de roodachtige kleur van de Finse Spits. Wanneer de hond zwart is, zal hij zuiver zwart zijn zonder een grijze of bruine zweem.
De meest bekende Buhund is Caro, die in 1972 in Noorwegen als 'Guldhund' werd uit-geroepen hetgeen betekende dat hij 's lands meest gedecoreerde tentoonstellingshond was. De hond was dan ook een bezienswaardigheid met een sterke houding, licht en sound, strak van type met een excellent gangwerk. Hij was zondermeer de meest ideale, volmaakte hond, wiens nakomelingen zijn evenbeeld zouden moeten zijn.
bron: Nordliga Spetshundar
auteurs: Rune B. Samuelsson & Juho Perttola
vertaling: © kennel ‘fra Laikahuset’
Maak jouw eigen website met JouwWeb