Laiki & ontwikkeling

 

Een Siberische beroepsjager op weg naar zijn jachtgebied. De herfstjacht duurde vaak 2 tot 3 maanden. 

De jachthonden trokken de slee met lading.

 

 

 

In de Sovjet pelswild huishouding is de Laika een zeer belangrijke factor. De Laika is de belangrijkste jachthond in de Sovjet Unie en is het grootst in aantal. Hij is jachthond nummer 1 van de taiga.

Maar de Laika heeft ook vaste voet gekregen in Scandinavië. Velen zien en hopen dat de uitbreiding van de Laika een voorbijgaande publiciteitsstunt zal blijken. Anderen echter, zeker Laika bezitters, zijn overtuigd dat de honden een goede aanvulling zijn die met succes komen te concurreren met de gevestigde elandhondrassen in Scandinavië en het noorden.

De Laika heeft gemeen met de andere spitshonden van de naaldwouden dat hij de mens volgde, toen hij in zijn levensonderhoud voorzag in de oneindige wouden van de taiga. In de ontwikkeling van de hond en de variërende grootte binnen de verschillende delen van de taiga hebben factoren als klimaat - en sneeuw-omstandigheden , soorten wild en terrei­nen bijgedragen.  Gezien over het gehele sparrenwoudengebied heeft ook de variërende invloed van de wolf betekenis gehad.  Het is ook waarschijnlijk dat het partnership van de hond met de jager gemakkelijker geschiedde onder de noordelijke omstandigheden dan verder zuidwaarts. 

Men mag zelfs verwachten dat de jachthond van de taiga in beginsel tamelijk eenvormig was en dat de bruikbaarheid binnen de individuen begon vanaf het jaar 1000. Maar omdat de verschillende jagerstammen  zeer geïsoleerd leefden van elkaar, gingen de Laiki van elkaar verschillen en daardoor begonnen zich onderlinge veranderingen te vertonen in de be­grensde populaties. Tegen het einde van het vorige millennium bereikte de Laika zijn grootste omvang en de verschillende varianten zagen er nog tamelijk oorspronkelijk uit.

De Slaven trokken vanuit het Zuiden meer naar het noorden en oosten en vele jagersvolkeren zochten nieuwe verblijfplaatsen.

Dit betekende voor de Laika dat zijn ontwikkeling stagneerde en het aantal individuen nam af naarmate het Slavische rijk zich uitbreidde. De oorspronkelijke bewoners vluchtten al dieper de Taiga in en in hun spoor volgden de Slavische kolonisten, kooplui, geestelijken en administra­teurs.

In het allereerste begin beleefde de taiga een bloeitijd. Huiden werden van grote betekenis. Zij werden het betaalmiddel bij de ruilhandel en er werd zelfs geplunderd om ze te pakken te krijgen. Tegelijkertijd werden  zij een goudgerande valuta in de Russische handel met het buitenland.

De ingrijpende ontwikkeling ging samen met de politieke gelijkschakeling zelfs in de meest afgelegen bezette jagersgemeenschappen. Het plunderen van de bossen nam een aanvang en het platbranden werd een traditionele leefstijl.

Het koloniseren geschiedde snel en nederzettingen werden gebouwd. En langzamerhand neemt het vuurwapen de plaats in van pijl en boog. De jacht werd evenwel voortgezet grotendeels om de andere behoeften te complete­ren. Veel later is de beroepsjacht veranderd en werd zuiver een ontspan­ningsjacht.

Alleen in de meest afgelegen hoeken van de taiga is nog plaats voor de zuivere beroepsjacht. Het uiterlijk van de Laika werd steeds meer vertroebeld door de met de Slaven meegebrachte herders- en waakhonden.

Tot in de vorige eeuw enkele hooggeplaatste personen zich gewaar werden van de traditionele en basis cultuurwaarde.

Vorst A.A. Shirinskij-Shihmatov interesseerde zich in de eerste plaats in de jachtspitsen. Hij reisde veel rond in het europese deel van Rusland en de Aziatische taiga en zocht naar Laiki in de meest afgelegen dorpen in de wildernis. Deze bracht hij naar zijn hondenboerderijen. Het doel was het bestuderen en vergelijken van de verschillende Laikavarianten. Het resultaat publiceerde de vorst in een natuur- en jachttijdschift onder de rubriek “Noordelijke honden”. De artikelen worden voornamelijk met plaatjes geïllustreerd.

Hij constateerde bijv. dat de beste en belangrijkste spitsstammen te vinden waren voorbij de 61ste breedtegraad. Zuiver op basis van exterieur deelde hij deze in twee hoofdgroepen in en deze op hun beurt in 9 onder­groepen. Iedere groep kreeg een rasbeschrijving en naam naar de volksstam waar hij vandaan kwam.

Marie Dmitrijeva- Sulima zette het werk van de vorst met groot succes voort en gaf uitstekende kynologische publicaties uit.

Reeds tegen het einde van de vorige eeuw werden de eerste hondententoon­stellingen gehouden en de eerste jachtgroepen opgericht. Zij zouden een grote rol gaan spelen in het fokken met de Laika. 

De oktober revolutie in 1917 verspreidde de onrust ver weg naar Siberie's meest afgelegen gebieden.  Toen het land weer ging functioneren, begon men opnieuw interesse te krijgen voor het pelswild en de jachtspitsen, welke zich in de dertiger jaren geheel normaliseerde.

Om de Laika zo oorspronkelijk mogelijk te behouden en de eenheid in de verschillende ras varianten te stabiliseren, zag men de noodzaak in het op te bouwen werk op wetenschappelijke wijze voort te zetten. Er werd een werkgroep samen-gesteld met professor N.A. Smirnov aan het hoofd.

Uit de meest afgelegen taiga gebieden verzamelde men een groot aantal Laiki welke nauwkeurig gemeten en bestudeerd werd. Zo werd een groep ingedeeld in de grote honden en van een kleine en de rest werd een groep van middelgrote Laiki samengesteld. Maar al snel zag men in dat een groepsindeling  op grond van alleen de grootte geen hout sneed, waardoor men de gedachte verliet. 

In het jaar 1939 verenigde men zich om de op de eerste Russische kynolo­gische conferentie in 1925 aangenomen indeling van de Laiki te erkennen in de volgende rassen : De Karelisch Finse, de Karelische, de Syrjan (komi), Vogul en Ostjak. Maar deze indeling had geen betekenis voor de Laika-aanhangers. Deze gingen hun eigen weg. Het was duidelijk dat men op een exterieur gegronde rasindeling wachtte.

Hoewel de Laika dank zij zijn noordelijke woonplaats niet ten prooi viel om als oorlogsvoer te dienen, werden zij in grote gebieden aan het front gebruikt. Af en toe werden zij als noodproviand aangewend. Maar zelfs tijdens de oorlog werden er maatregelen genomen om de oorspronkelijk stammen te bewaren.

Na het einde van de oorlog komt het herstel verbazingwekkend snel tot stand. De opfok van de Laika stond hoog op het programma. 

De tweede kynologische conferentie in 1949 constateerde dat de vroegere laikastand­aard gebrekkig was en stelde drie nieuwe op exterieur gebaseerde stan­daarden vast en een tijdelijke voor de rassen Karelische Finse, Russisch-Europese, West-Siberische en Oost-Siberische Laika.

Het onveranderde gebruik binnen Rusland's fokkerij van de Laika is bewaard gebleven vanaf het begin als all-round jachthond, welke onder alle omstandigheden werden gebruikt voor de kleinere pelsdieren. Pas op latere leeftijd werden zij eerst gespecialiseerd op de grotere roofdieren. De oorzaak kan zijn dat de wederkerende campagnes om aan bont te komen door bijna alle Laika-eigenaren werd deelgenomen, waarvan vele ook fokkers zijn. Om wat inzicht te krijgen in de tijdens de oorlog gefokte Laiki, begon men doelmatig Shirinskij-Shihmatov's idee te ontwikkelen door in het groot hondenfokkerijen op te zetten.  Het Rode Leger begon een fokkerij op te zetten 'Krassnaja Zvesta'' in Sverdlovsk. Als fokdieren werden de beste individuen uitgekozen van de West-Siberische Laika en deze kwamen uit het gebied ten oosten van de Oeral.

In de omgeving van Moskou begon men een grote kennel voor jachthonden. Hier werd bijv. de Russ.Europese Laika tot een homogeen ras gevormd. 

Wat later komen de laikaboerderijen van Kirov en Jaroslav.  In het verafgelegen  oosten bouwde men een kennel in Habarovsk en Novosibirsk begon speciaal met de Westsiberische Laika. De grootste fokkerij lag in Irkutsk, waar men de Ost-Sib. Laika zou gaan ontwikkelen. De laatste kennel werd gebouwd in Litouwen, welke voor vele jachthondrassen werd benut. Zij zouden in de eerste plaats de behoefte van de Baltische Staten dekken.

Tegenwoordig fokt men Laiki in staatsfokkerijen alleen in Kirov, Novo­birsk en Irkutsk.

Over het werk van de Sovjet kennels kan men mededelen dat ze eerst eigen lijnen moesten opzetten, en deze werden later gekruist met andere lijnen uit de andere fokcentra.

Sedert 1951 is men begonnen de Laika op eenvormigheid te keuren, meenemend de jachteigenschappen, raskenmerken,(voorouders en hun behaalde verdiensten) exterieur en behaalde prijzen van het nageslacht.

Door de in 1981 herziening van de rasbeschrijvingen werd de eis op geslachts-kenmerken aangescherpt en het vrije kleurscala begrensd. 

Het mag geen verbazing wekken dat in de enorme Sovjet met haar enorme jachtgebieden jaarlijks  alleen al 20.000 – 25.000 Laiki geregistreerd worden. Deze vindt men in grote delen van Midden Rusland en de noorde­lijkste gebieden. De rest van de Laiki zijn niet geregistreerd, want men registreert alleen pups van ouders die prijzen behaald hebben. In de taiga wordt geschat dat er minstens drie keer zoveel Laiki zijn. Natuurhonden treft men alleen aan in de noordelijke woeste gebieden in Arkangelsks en Komire-republieken (syrjän). Qua type juiste “Westsib.Laiki” treft men aan in Omsk en Tjumen meest afgelegen hoek.

In Oostsiberie zijn de eigen hondenstammen het best bewaard gebleven langs de Tunguska-rivier en Jakutien en daarvandaan krijgt Irkutsk zijn Laikahonden.

Binnen jagerkringen hecht men weinig waarde aan het exterieur van de hond en een rashond op zich betekent niets. Het belangrijkste is dat de hond een goede jachthond is, en die de fysieke zekerheid van de taiga jager kan versterken, bij bijvoorbeeld een beer.

Men probeert de eigen beproefde hondenstammen in stand te houden.  Wanneer het nest de juiste leeftijd heeft, neemt men ze gewoonlijk mee naar het bos en daar komen alleen de meest veelbelovende jachthonden van terug. In de steden is men in vele gevallen overeengekomen om de reuen te sterili­seren, en alleen de beste wordt toegestaan als dekreu. 

In het algemeen noemt de bevolking de verschillende laikaviarianten voortdurend naar het jagersvolk of naar de plaats waar zij vandaan komen.

Honden uit het stamboek kunnen enkel en alleen in beperkte mate geplaatst worden bij taiga-jagers.

Door zijn type, mentaliteit en jacht-eigenschappen volgt de Laika het algemene beeld dat geldt voor de jachtspitsen uit het gebied van de sparrenwouden.

Alleen bij de Ostsib. Laika  heeft men bij de fok sledehonden ver­mengd, welke zwaarder en langer in rug zijn. Maar men heeft niet voor niets zo lang de jachtspits zuiver gefokt en veredeld, zodat het allen ook goede jachthonden bleven. Dit geldt ook voor de Laika.

De Westsib. Laika is de meest homogene en best ontwikkelde Laika van alle Laiki.

Tot de 70tiger jaren was de Laika als jachthond bijna onbekend in Scandinavië. Alleen enkele volksonderzoekers, reizigers en jagers waren in contact gekomen met de jachtlaika en schreven over hun indrukken. In kynologische boeken wordt de Laika sporadisch genoemd.

Als eerste noordeling namen de Finnen contact op met de georganiseerde Laika-wereld nadat zij midden 60-tiger jaren de hondententoonstelling in Leningrad hadden bezocht. Zij importeerden een jaar later de eerste Laiki.

De eerste interesse voor de Laiki in het noorden en Zweden begon bij de jachtbladen, welke in 1976 zijn correspondenten naar Leningrad stuurden.

In 1978 kwam de eerste jachtlaika naar Zweden. Het was een Oostsiberische Laika die later bekend zou worden als een geduchte berenhond.

Sedertdien zijn er een relatief groot aantal Laiki geïmporteerd. Deze waren zowel qua exterieur als qua jachtlust van verschillende kwaliteit.

Sporadische importen hadden evenwel een goede jachtvererving. Verschillende elanden vielen voor de nakomelingen van deze honden en verrassend velen behaalden een eerste prijs op de elandproef.

In zijn algemeenheid is de Laika een uitgebalanceerde en mensvriendelijke hond. Door jagers geprezen om zijn snelle en volhardende nazoek. 

Een minpunt is dat verschillende honden een al te hoge blafdrempel hebben. Ze zijn ongenegen op topdagen te blaffen voor de eland of ander wild. Bij de ståndskall hebben zij vaak hetzelfde gedrag als onze kleine spitsen. Zij hebben problemen  volhardend en gedurende langere tijd te blijven blaffen. Vele malen zijn zij geheel onvoldoende volhardende volgers (v.h. wild)

Dit gebrek is evenwel natuurlijk voor een all-round jachthond, welke sedert duizend jaar als belangrijkste wild was de eekhoorn en de kleinere roofdieren zoals sabel en marters. Tegelijkertijd vindt men er volhardende individuen bij welke het juiste volhardende vermogen hebben zowel bij het ståndskall als bij het vervolgen van het wild.

Dit bevestigt de jachtproefuitslagen en het is daarom dat men kleinschalig is gaan fokken, om het exterieur niet te benadelen.

De Laika is op zijn best als een statige, tijdige, beweeglijke en imponerende hond. Qua jacht heeft hij een breed register en heeft een snelle zowel als volhardende zoeklust.

De allermoedigsten hebben laten zien dat zij voldoende vermetel zijn om een beer aan te vallen.

Qua exterieur is het belangrijkste dat de verschillende Laikarassen gescheiden zullen worden gehouden. Bovendien moet extra aandacht gegeven worden aan de verschillende grootten en kleur, de vorm van het hoofd en het functionele type.

Het jachtvermogen is tot nu toe het meest beoordeeld door zijn eigenaar, welke over het algemeen een positief beeld geeft van de Laika als eland­hond. Doch de resultaten op de elandproeven bevestigen dat de beste individuen niet zo goed zijn als zijn collegae uit Scandinavië.

Zelf al waren de vragen over de Laika wat oververhit, zijn ze evenwel tot normale proporties teruggebracht. Daarnaast is er aanleiding te geloven dat het gebruik van de Laika in de toekomst in toenemende mate gebruikt zal worden.

Voor vele jagers is de Laika een lichtpuntje geweest van een andere jachthond en een alternatief voor de gevestigde elandhonden. Men is er evenwel van op de hoogte dat de Laika als jachthond hetzelfde werkt als onze eigen jachtspitsen en niet wezenlijk afwijkt van onze eigen honden.

Gelijktijdig verklaart alles dat de Laika is gekomen om te blijven. Velen hebben hun hoop gesteld op een hond, welke alle jacht problemen en zorgen van het injagen zou oplossen. Maar zo simpel is het niet. 

De Laika is een all-round jachthond met de aanleg voor al het wild in de sparrenbossen.

Niet alleen een uitstekende berenjager, maar in meerderheid zich bezig­houden met de eland. Dat is ook het gangbare wild voor de Laika in Scandinavië geworden. Enkele honden hebben zich gespecialiseerd als blaffende vogelhonden. Zij hebben reeds nu het recht te starten op de vogelhondproef. 

Waarschijnlijk is evenwel dat het kleinwild geen grote rol zal spelen voor de Laika in zijn ontwikkeling tot een volbloed jachthond onder de Scandinavische gewoonten.

             

bron:       Nordliga Spetshundar 

auteurs:  Rune B. Samuelsson & Juho Perttola

vertaling: © kennel ‘fra Laikahuset’

              

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb