Noorse Elandhond - grijs
DE KENNISMAKING
De Noorse Elandhond komt in 2 variëteiten voor: zwart en grijs. Beide type honden doen hetzelfde werk n.l. jagen op groot wild wat op de eerste plaats de koning van het woud is: de eland, maar ook op de beer en de lynx.
Deze jacht wordt op twee manieren bedreven; de hond werkt als 'bandhund' of als 'løshund'.
Als 'bandhund' blijft de hond aan de lijn en zoekt geluidloos en uitermate spoorvast het wild op en leidt de jager tot op schootsafstand. De zwarte Elandhond is hier een specialist in. Bij de beschrijving van deze hond zal deze vorm van jagen beschreven worden.
De grijze Noorse Elandhond wordt veelal als 'løshund' gebruikt, hoewel de hond in het noordelijke gedeelte van Noorwegen ook goed bekend staat als 'bandhund' en afstamt uit geselecteerde bloedlijnen. Hoe de jacht met de ‘løshund’ in zijn werk gaat heeft U elders kunnen lezen in op deze site.
De grijze Noorse Elandhond is een middelgrote hond, krachtig bespierd en quadratisch gebouwd, voorzien van een dubbele vacht; een wollige crèmekleurige ondervacht en een grijze stokharige bovenvacht. De oren staan rechtop, de staart stevig gekruld over het midden van de rug. Het is een moedige hond, energiek zonder nerveus te zijn, kan zeer nadrukkelijk aanwezig zijn en tegelijkertijd heeft de hond een gevoelig karakter zonder slaafs te zijn.
Onderstaand zult U de officiële rasstandaard aantreffen.
DE HISTORIE
Gaat terug tot in het Stenen Tijdperk.
Het is daarom niet vreemd dat dit ras is omgeven door sagen en legenden. Zo werden resten van de 'Torvmosehund' gevonden in de bossen van Denemarken waarvan men aanneemt dat dit de oervader is van de noordelijke rassen, maar ook leerden opgravingen in de omgeving van Vistehulen in de buurt van Jæren in zuid-Noorwegen door Prof. Brinchmann van het Bergen's museum dat hondenskeletten uit het Vikingtijdperk een zeer grote gelijkenis hadden met de Noorse Elandhond van nu en dat deze tevens met het nodige eerbetoon in de vorm van speerpunten en 'n benen strijdbijl tesamen met hun meester werden begraven. Experts schatten dat de graven uit 4000 tot 5000 jaar voor Christus dateren.
Een gelijksoortig ritueel in die periode vond plaats wanneer een hoofdman van de Vikingvloot sneuvelde. Hij werd, met zijn gedode hond, op een Vikingschip gelegd, in brand gestoken en de zee opgestuurd om zo samen met zijn gewaardeerde metgezel naar het koninkrijk van Odin en Thor, de thuishaven van alle dappere en moedige Vikingen, te varen.
Een meer recent verhaal komt uit de 'wolvenperiode' in Noorwegen welke van 1825 tot 1845 duurde. In die tijd trokken duizenden hongerige, uitgemergelde wolven vanuit Finland en noord Zweden, Noorwegen binnen en jaagden in groepen nietsontziend op alles wat op hun weg kwam. In de nacht van 14 februari 1842 verhaalt men over de 'Wolvennacht',die zich afspeelde tussen een groep wolven en negen van de gehardste Noorse Elandhonden in de Norderhove vallei. Fanarok de Onbevreesde was de leider van de honden en de grootste vechter van allen. Purven, een nestbroer was de kleinste en verre van een vechter. Fanarok was zijn maat en beschermer en de hemel beschermde diegene die Purven te na kwam.
In de voorgaande nacht was Fanarok opgesloten in de schuur om het vee te bewaken toen hij het machteloze geschreeuw van Purven hoorde terwijl deze aan stukken werd gescheurd door een troep wolven. Hij beukte op de zware schuurdeur maar tevergeefs. De volgende morgen keek Fanarok over het erf en zag slechts het bevroren bloed en wat stukken vacht. Omzichtig rook hij er aan en toen hij Purven's halsband vond was hij zeker van het gebeurde.
In de koude vrieslucht van de ochtend hief hij zijn zware hoofd en zond een kreet naar zijn ras, een kreet van verdriet en vijandschap, een uitdaging tot zijn roedel. Van boerderij tot boerderij kwam het antwoord. Deze Elandhonden waren sterk en hadden zich tijdens de jacht gemeten met de grootste elanden en beren, zij kenden geen vrees!
Die bewuste nacht scheen de maan helder over de vallei en op het midden van het bevroren meer van Juveren huilde de eenzame Noorse Elandhond zijn verdriet uit over de wereld en tegen de koude maan. Niet ver van hem vandaan wachtte in het moeras een groep van 8 volgelingen. Spoedig verscheen een groep wolven op het meer en trachtte de Noorse Elandhond te omsingelen. Zij kwamen bedrogen uit. De groep Noorse Elanden kwam met enorme snelheid het meer op. De aanval kwam zo onverwacht en zo furieus dat de wolven er volledig door verrast werden. Stalen kaken grepen met kracht in de kelen van de belagers en lieten niet eerder los voordat de wolf dodelijk verwond neerviel, de poten hulpeloos in de lucht. Het gegrom en gegil klonk mijlen ver. Steeds meer wolven verschenen op het strijdtoneel; op het verse bloed afkomend. Mensen kwamen uit hun huizen en boerderijen, gewapend met geweren, bijlen, zwaarden en ander wapentuig en vochten zij aan zij met de Elandhonden tegen hun gemeenschappelijke vijand. Toen de eerste stralen van de Februari zon over het landschap schenen,lagen er 27 wolven uitgestrekt in de sneeuw. De daarop volgende jaren was de vallei bevrijd van een wolvenplaag. Voor de Noorse Elandhond was het een grootse nacht, zo ook voor de mensenvan Norderhove, zij droegen met trots de wolvenpelsen uit Noorwegen's grootste wolven gevecht.
Na de 'wolvenperiode' was het erg rustig in de wouden van Noorwegen. Groot- noch klein wild was overgebleven. Alleen in Osterdalen en Hedmarken was een klein groepje overlevenden, de rest was gedood door de wolven. Zo had ook een enkele Noorse Elandhond de wolven overleefd en het was moeilijk om goede exemplaren onder hen te vinden. Alleen in een enkele afgelegen vallei bestonden nog afstammelingen van de betere geslachten. De man, de fokker, de jager en de vriend verzamelde datgene wat overgebleven was bijeen en bliezen het ras een nieuw leven in.
DE GESCHIEDENIS
De jongste geschiedenis begint in het jaar dat Bamse Gram werd geboren, in 1865, later bekend als Gamle Bamse Gram met als eigenaar de consul Jens Gram te Ask, een bekend jager en keurmeester.
De eerste tentoonstelling met 124 honden, waaronder 15 Beren- en Elandhonden werd op 28 & 29 juni 1877 in Oslo gehouden. Hoewel Bamse hier uitkwam, werd hij niet geplaatst ofschoon hij de hoogste waardering kreeg. Dit omdat de keurmeester ook de eigenaar van de hond was.
In 1899 werd de 'Norsk Dyrehondklubb' door Louis Saxlund opgericht onder voorzitterschap van P.M. Anker en telde 19 leden. Het was echter Carl Omsted voorzitter in de beginperiode van 1903 tot 1935, die een groot stempel op de ontwikkeling van de vereniging gedrukt heeft.
Op 11/12 Augustus 1900 werd in Rena de eerste clubmatch georganiseerd voor de Gråhund & Finmarkhund (zwarte Elandhond) met totaal 52 honden. De eerste- en ereprijzen gingen naar de grijze Elandhonden: Fin, Kandix en Kjek. Andere beroemde honden uit die begintijd zijn: Bamse 107, Omsted, Nero, Pasop, Bring, Vaktman en Skram.
In 1905 werd door de Noorse en de Zweedse Kennelklub geen overeenstemming bereikt over een eensluidende standaard voor de grijze Elandhond, iets wat wel bereikt werd met de zwarte Elandhond.
De vraag rijst wat heeft Zweden met dit ras van doen? Het antwoord hierop ligt in de geschiedschrijving. De huidige Zweedse provincieën Jämtland/Härjedalen en Angermanland behoorden tot het jaar 1645 tot Noorwegen waar ruwweg 3 grijze variëteiten bestonden t.w. de Gråhund, de Jämthund en de Norsk Elghund.
In 1906 werd de standaard voor de grijze Noorse Eland vastgesteld waarbij de reu 'Skrub av Glitre' model stond en Zweden de Zweedse standaard (112) aanhield voor hun 'Gråhund' of 'Norrlandspitz' welke feitelijk weinig van elkaar verschilden. De grotere variant, de Jämthund, raakte tot de jarendertig in de vergetelheid.
In het voorjaar van 1950 en 1966 werd de standaard voor de grijze Noorse Elandhond herzien onder nr. 242 en bij de Algemene Vergadering in 1981 te Dortmund werd bepaald dat de enig erkende standaard die van de grijze Noorse Elandhond is en de Zweedse Gråhund (112) officieel ophield te bestaan.
DE NOORSE ELANDHOND IN NEDERLAND
De eerste Noorse Elandhonden in Nederland, Fourwents Bjorgg - NHSB bijl. 0-107.588 en Fourwents Vida - NHSB bijl.0-107587 werden in 1946 door Dhr.H. Bonnema, Oring's kennel, vanuit Engeland geimporteerd. Uit deze honden werd op 21 augustus 1947 het eerste nest geboren; 2 reuen en 8 teefjes.
Vrijwel gelijktijdig importeerde Mw. S. van Boetzelaer, kennel ‘of Riverland,’ een teef, Lulu of Lindvangen, uit Amerika en een reu uit Noorwegen, Skol av Konnerud terwijl Mw. N. Duyvendak, kennel ‘Bamsehjem's’, die een teef uit Engeland had geïmporteerd zich daarbij voegde. Niet lang daarna, in 1949, werd de vereniging 'Scandia' opgericht met als voorzitster Mw. Duyvendak en Dhr. Bonnema als secretaris. Kreeg haar officiële status op 1 mei 1950 en Mw. S. van Boetzelaer een, door velen gewaardeerd, voorzitster is. Nederland heeft thans , naast Engeland, de grootste populatie, 500-600 Noorse Elandhonden wat relatief veel is in vergelijk met de overige Europese landen, waar men dit op enkele tientallen kan stellen.
Over het geheel genomen van goede kwaliteit hoewel wij moeten waken voor te zware, te zwarte maar vooral de laatste jaren voor te grote honden. Opmerkelijk is dat een bekend en gerespecteerd Noorse keurmeester T. Hemsen reeds in 1949 hiertegen waarschuwde en citeer enige van zijn opmerkingen uit een niet zolang geleden verschenen boek, “NORDLIGA SPETSHUNDAR”: 'De belangrijkste punten zijn: het type en de totaalindruk van de hond. De hond moet robuust en krachtig zijn en dientengevolge uithoudingsvermogen hebben tijdens de jacht onder alle weers- en terrein-omstandigheden. Deze bewering moet niet verkeerd uitgelegd worden dat de hond per definitie groot en zwaar moet zijn! De totaal indruk welke ik beschrijf moet de hond hebben wil hij de jacht zo goed mogelijk kunnen volbrengen. De korte en lenige hond kan beter de bliksemsnelle bewegingen volgen en de uitvallen van de eland ontwijken. De lichaamsbouw van de hond laat zien dat hij geen sprinter is, daar is hij niet licht genoeg voor.....'
Verder wordt gesproken over het hoofd: 'Een bol hoofd is een grote fout; dat maakt het hoofd a-typisch en frons/plooien maken het alleen nog maar erger' . Dan volgt een aantal beschrijvingen van lijf en leden en ten aanzien van de vacht het volgende: De goede grijze kleur valt op door de geleidelijke overgang van dekhaar naar onderwol. Wanneer het dekhaar overheerst, wordt de kleur te donker, maar te weinig dekhaar veroorzaakt het tegenovergestelde. Een juiste verhouding tussen dekhaar en onderwol geeft de gewenste kleurnuances. Wanneer de onderwol b.v. op de rug donker is, verdient de hond geen kwalificatie. (In Scandinavië kent men een ander beoordelingssysteem!) Ook is het niet wenselijk een roetachtige kleur op de benen en onderzijde van het lichaam, welke gewoonlijk bij donkere honden voorkomt'.
Ten aanzien van de schofthoogte schreef T. Hemsen: 'De schofthoogte is 52 cm voor de reu en 49 cm voor de teef. De gebruikelijke 10 % marge is te groot! Immers een reu van 52 cm + 5,2 cm = 57 cm en dat is veel te hoog!, omgekeerd is 46,8 cm al te klein. Een marge van 5 % is al te veel, maar wat de keurmeesters mooi vinden is beslissend!'
Verder spreekt hij dat het een populair ras is in Noorwegen en hoewel de hond een goed exterieur heeft, blijft deze voor verbetering vatbaaren stelt dat binnen de jachtvereniging de volgzaamheid verbeterd dient te worden en door de fokkers het exterieur met name het hoofd, de grootte en de kleur en citeert: 'Het hoofd behoeft meer eenheid van vorm met kleinere oren. Men moet rekening houden met de Noorse visie aangaande eenheid van type t.a.v. dit ras'
Tot zover de opmerkingen van T. Hemsen.
Men zou kunnen stellen dat dit commentaar heden ten dage nog steeds actueel is.
DE NOORSE ELANDHOND IN DE REST VAN DE WERELD
De U.S.A. heeft de grootste populatie. De eerste geregistreerde importen uit Noorwegen zijn omstreeks het begin van deze eeuw. Thans worden er zo rond de 10.000 pups per jaar geregistreerd tegen Noorwegen, Zweden en Finland ongeveer duizend elk. Foto's van enige jaren geleden tonen zware, kortbenige honden die ook nog lang in rug waren.
Twee oude ervaren Noorse keurmeesters, Dhr. Olav Campbell van de 'av Tallo' kennel en Dhr. Jacob Holsing van de 'Tortåsen' kennel, die beiden dikwijls in de U.S.A. gekeurd hebben, zijn van mening, zo vertelden zij, dat het er de laatste jaren naar uitziet dat men wat meer naar de Noorse standaard gaat fokken.
In Engeland ziet men hetzelfde beeld, zo ook in Australië. Zeker wanneer men van beide landen foto's bekijkt uit de 70-tiger jaren en vergelijkt met die van de 80-tiger jaren. Ook Kenya heeft dat probleem, waarbij zich de invloeden vanuit Engeland uit vroegere jaren doet gelden, een te lichte vachtkleur waarbij hier en daar de kenmerkende aftekening bij de schoft nagenoeg verdwenen is.
In Duitsland heeft men niet zo'n florissante start gehad met het fokken. In tegenstelling met ons land heeft men daar maar enkele tientallen Noorse Elandhonden, ook die waren veel te zwaar van bouw. Verbeteringen in de toekomst lijken mogelijk, daar men ook hier enige goede importen heeft gepleegd.
In Denemarken, hoewel dicht bij Noorwegen liggend, zijn eveneens enkele tientallen honden, velen van hen met een te zwarte vacht maar erger is; relatief veel van hen zijn agressief. De laatste jaren zijn een paar jonge liefhebbers opgekomen. Enkele van hen hebben honden uit goede Noorse lijnen geïmporteerd. Bovendien nemen zij enthousiast deel aan de alternatieve spoorproeven.
DE NOORSE ELANDHOND ALS HUISHOND
Door de eeuwenlange gedragscode tussen jager en hond gaat dat uitstekend! Er zijn echter een aantal 'mitsen' die nauwlettend in acht dienen te worden genomen. Het is boven alles een zelfstandige en zelfverzekerde jachthond en beslist geen onderdanige, laat staan een slaafse hond, met een groot uithoudingsvermogen en energie. Om deze energie goed te kunnen uitleven is het een 'must' minstens zo'n 1 tot 2 uur durende wandeling te maken; beter is echter 2 x 1 uur per dag.
Als op en top natuurhond zal zijn speurzin gepaard aan zijn jachtpassie de boventoon voeren en heeft het geen zin hem in het vrije veld terug te roepen wanneer hij een vers spoor vindt of een konijn opstoot. Immers diezelfde passie gebiedt hem zijn werk af te maken n.l. het dier, lees: eland, te stellen.
Lukt dit niet dan komt de hond uit eigener beweging terug. Bestraf hem nimmer voor dit gedrag, integendeel beloon hem juist, omdat hij zo braaf terug kwam, hoe moeilijk dit U soms valt en negeer de adviezen van 'hondenkenners' om U heen. Bedenk echter dat de hond niet anders deed wat zijn voorouders ook altijd hebben gedaan!
Anders wordt het wanneer de eigenaar in een bosrijke omgeving met veel roodwild woont. In een enkel geval lukt het, wanneer baas/hond een sublieme vertrouwensband van pup af aan hebben opgebouwd, de hond terug te roepen maar realiseer dat dit een zeldzaamheid is! Hier heeft de baas de verantwoording om de hond aan de lijn te houden of met het hem naar een ander terrein te gaan.
Het zou aannemelijk kunnen zijn dat gedurende de periode dat de Noorse Elandhond in Nederland gefokt is, de jachtpassie enigszins weggeëbd is. In bepaalde gevallen is dat ook wel zo, maar uit niet zo gepassioneerde ouders kunnen plotseling een of meerdere pups dit gedrag weer in volle hevigheid vertonen. Andersom kan uit zeer getalenteerde jachtouders uit Noorwegen een pup geïmporteerd worden die uitermate goed onder contrôle gehouden kan worden; dikwijls uit lijnen van de ‘bandhonden’. Dus niets kan met zekerheid gezegd worden!
Een variant op de jachtpassie is deze: U loopt met stevige pas door een parkachtig bos en plotseling schiet de hond met grote snelheid weg om vervolgens een heftig geblaf te laten horen gevolgd door menige krachtterm. Achter het struikgewas liep een ruiterpad en Uw hond vond het echt nodig het paard tot stilstand te brengen (het stellen), in afwachting van Uw komst.
Menige ruiter is van mening “die hond lopen we wel even los”, niets is minder waar, om vervolgens enkele kilometers verderop stil te houden om U de gelegenheid te geven om de hond op te komen halen en U te vertellen hoe hij/zij over Uw hond denkt. Los daarvan, een onervaren ruiter loopt het risico van het paard gegooid te worden dan wel dat de hond een klap van de achterbenen krijgt.
Andermaal loopt U langs een weide met schapen, er hoeft er maar een vrolijk huppeltje te maken of Uw hond is erbij en gaat erachteraan om de hele groep op zijn plaats te houden en dat lukt natuurlijk nooit! Bijtgedrag is niet bekend maar de gevolgen van dat 'stellen' laten zich raden.
Dit gedrag is in de pubertijdsfase redelijk eenvoudig af te leren door consequent op te treden al vergt zulks vrij veel tijd ! Trouwens het aanleren van commando's gaat hem door zijn hoge intelligentie goed af. Zit - komen - afliggen - volgen - blijven zijn begrippen die opvallend snel opgevolgd worden mits met tact, geduld en respect voor het wezen van dit ras worden bijgebracht. Persoonlijk stel ik altijd: 'je moet ze niet dwingen om dit of dat te doen, maar de hond overtuigen van het nut ervan' Door zijn gevoelig en menslievend karakter is 'pakwerk' een regelrechte aanslag op zijn natuur. Ook op G. & G. cursussen is de omgeving in vele gevallen véél belangrijker dan de cursusleider en dat maakt het behalen van een diploma vaak tot een moeizame zaak, hoewel . . . . een aantal eigenaren hebben Elandhonden met een groot skala van behendigheidsdiploma's!
Opmerkelijk is dat de hond, als regel, géén zwemmer is, hoogst waarschijnlijk een instinct om niet te bevriezen tijdens de koude winters in het hoge noorden. De vacht is in hoge mate bestendig tegen alle weersinvloeden die ons klimaat kan bieden. Dit vanwege zijn 'dubbele' vacht, een zachte, ietwat vettige ondervacht en de stokharige bovenvacht. Een vacht die menig huisvrouw ten tijde van verharing, tot wanhoop heeft gebracht. Meer onderhoud dan borstelen gedurende deze periode is niet nodig, wassen is in principe overbodig, zijn rijkelijke talgafscheiding zorgt ook voor een afdoende bescherming tegen het vuil.
HET KARAKTER
De Noorse Elandhond heeft, het is eerder gememoreerd, een zelfstandig, eigenwijs, alert, gevoelig, trouw, gereserveerd, aanhankelijk en eerlijk karakter, doch nimmer nerveus of agressief !
Zelfstandig omdat de hond niet zozeer zijn baas nodig heeft om bezig te zijn met stokjes of balletjes, nee, hij onderzoekt zelf zijn omgeving.
Eigenwijs daar hij zelf bepaalt wanneer hij terug komt onder het motto eerst je werk afmaken, het koekje en de baas moeten maar even wachten.
Alert op alles wat beweegt in het bos maar ook op alles wat in en om het huis gebeurt en maakt daar gewag van.
Gevoelig voor een onheuse behandeling, meer eigenlijk voor een onjuiste beoordeling van de mens over een hondse benadering.
Trouw aan zijn 'roedel'/gezin dat hij bewaakt en tot wie hij altijd terugkeert wanneer hij 'even bezig' was.
Gereserveerd tegenover een vreemdeling ofschoon de hond zeer op de mens is gesteld.
Aanhankelijk en daardoor beslist géén hond voor 'hele dagen werkers'!
Wèl kan de jonge hond aangeleerd worden enige uren alleen in huis ofwel in de auto te blijven zonder dat deze onophoudelijk blaft of het interieur sloopt. Dat is echter een kwestie van onderling vertrouwen dat geleidelijk aan opgebouwd moet worden. De hond ervaart het als een groot genoegen met hem samen op pad of thuis te zijn.
Eerlijk door zijn open, vrolijk karakter die in aanleg iedere andere soortgenoot frank en vrij benadert, zij het af en toe wat onstuimig.
Nervositeit is hem vreemd, maar kan wel een druk baasje zijn.
Agressief is de hond niet door zijn stabiele en zelfverzekerde houding en daardoor zal hij zelden een gevecht beginnen, beter nog, hij zal dit trachten te vermijden. Mocht hij door zijn opponent ertoe gedwongen worden dan staat hij z'n mannetje en maakt dan korte metten met deze onverlaat.
Kortom, het is een hond die het een en ander vraagt aan beweging, aandacht en dat in een natuurlijke omgeving. Daar staat tegenover dat de Noorse Elandhond U rijkelijk beloont met zijn doen en laten, met zijn hele wezen.
ZIJN GEZONDHEID
Zoals nagenoeg alle Scandinavische rassen, wordt het weinig geplaagd door moderne ziekten, hoewel ook in dit ras komt een enkel geval voor van H.D. (HeupDisplasie). Tegelijkertijd moet men bedenken dat het inzicht meer en meer ontstaat dat naast de erfelijkheid, een groot gedeelte verweten moet worden aan milieufactoren die hierbij een grote rol spelen!
Men denke hierbij aan een foutieve behandeling van de zeer jonge pup in de werpkist, een overvoedde, te zware pup teveel, te lang te laten lopen, waardoor de gewrichten te zwaar belast worden.
Een Elandhond is, als regel een zeer grage eter. Ten aanzien van de soort voeding zijn er weinig problemen, geen tafelresten natuurlijk, maar de hoeveelheid wel! De hond wordt snel overvoerd, ook al omdat de hoeveelheden welke op de verpakking zijn voor de Noorse Elandhond veelal veel te royaal. Wanneer men niet oplet wordt hij snel te dik, te zwaar en te vet waardoor hij buiten verhoudingen raakt, iets dat zich snel toont, los van het feit dat zijn conditie ondermijnd wordt. De teef mag zo rond de 20 kg wegen, de reu een enkele kg. meer. Verder heeft dit ras, bij een goede voeding, geen “hondelucht”. Ze worden gemiddeld zo'n 12 tot 14 jaar oud, vrijwel zonder echte gebreken mits ook hier de voeding aanpast is aan de leeftijd, d.w.z. na het 7e levensjaar moet men een dierlijke eiwit-arme voeding geven, iets dat voor elke hond op die leeftijd geldt.
WERK- OF TENTOONSTELLINGSHOND
In Scandinavië is het een unicum wanneer deze hond zich op speciaal tentoonstellingen laat showen zoals men hier op schoonheidstentoonstellingen gewend is. De jagers met hun werkhonden zien hier de noodzaak niet zo van in. Daar staat tegenover dat de eigenaren zich er altijd op beroepen dat de hond subliem is. Of de hond is qua exterieur niet zo mooi, maar dan is hij als jachthond meesterlijk! Of zijn jachtinstinct is niet helemaal 100 % maar dan is zijn exterieur uitstekend en dan volgt de opsomming van 1e prijzen welke de hond heeft behaald !!
Toen de 'NORDIC', het overkoepelend orgaan in Scandinavië voor alle poolachtige honden in groep A, omstreeks 1980 besloot voor o.m. de Noorse Elandhond het Internationale kampioenschap niet meer toe te kennen alvorens een jachtproef af te leggen; kwam, met name in Denemarken, het initiatief om de hond een alternatieve spoorproef te laten uitwerken, gesteund door enige Noorse- en Zweedse jachtkeurmeesters. De erkenning door D.K.K en F.C.I hiervan heeft vele jaren op zich laten wachten.
Om nu Deens kampioen te kunnen worden dient de Noorse Elandhond per 1 jan.'90 een spoorproef van 400 mtr. met een 1e prijs af te leggen en voor het Internationale kampioenschap een spoor van 1000 mtr. eveneens met een 1e prijs plus 2 CACIB's, echter pas nadat hij het Nationale kampioenschap heeft verworven. De belangstelling voor deze sleep- en zweetspoorproeven is van dag tot dag stijgende en tot groot plezier van de deelnemers en hun honden.
Eensluidend hoort men dat de eerste training wat onwennig verliep, maar daarna ging het gaandeweg beter en na verloop van tijd scheppen beiden er een groot genoegen erin dit werk te doen. In tegenstelling tot de showtentoonstelling, die vaak tot fijne contacten leidt en bijzonder gezellig kan zijn voor de eigenaar maar of de hond het zo prettig vindt waag ik, op een enkele uitzondering na, te betwijfelen.
TOT SLOT
Misschien komt het U voor, wanneer men het bovenstaande leest, dat de Noorse Elandhond een bewerkelijk hondenras zou zijn, vol met verrassingen maar is niets minder waar!
Wanneer men een pup een consequente, liefdevolle opvoeding geeft, een, naar leeftijd, behoorlijke hoeveelheid vrije beweging, dan krijgt men er een rustige, fijne huisgenoot aan, die wel alles wat in huis gaande is meebeleefd, maar zeer trouw aan het gezin en de kinderen is.
Maar zoals het ongetwijfeld voor elk ras geldt, wanneer men bepaalde eigenschappen waardeert en het ras fysiek voor U aantrekkelijk is dan 'valt men erop'. Schrijver dezes is niet langer objectief meer maar de praktijk wijst echter wel uit dat degene die eenmaal met dit ras heeft opgetrokken, dit ras ook trouw blijft.
Het is dan ook een DOG WITH SPIRIT!
En mocht U ooit eens naar Noorwegen gaan, probeer naar het plaatsje ELVERUM te gaan.
Daar staat een schitterend jacht- en bosmuseum (Norsk Skogmuseum) vlak naast een camping compleet met een levensgrote kudde in brons gegoten elanden voor het gebouw, maar trek er wel minimaal een halve dag voor uit!
Auteur: kennel “fra Laikahuset”
(DWS Juli 1990)
FEDERATION CYNOLOGIQUE INTERNATIONALE (AISBL)
SECRETARIAT GENERAL: 13, Place Albert 1er B – 6530 Thuin (Belgique)
Nordisk Kennel Union NKK-datum 18-10-1997
FCI standaard : 242 FCI -datum 09-08-1999
GROEP: 5
NOORSE ELANDHOND - GRIJS
Norsk Elghund grå
LAND VAN OORSPRONG: Noorwegen
GEBRUIK: Een hond voor de jacht op de eland.
FCI CLASSIFICATIE : Groep 5: Spits- en Oertypen
Sectie 2: Scandinavische jachthonden
Met werkproef in noordelijke landen
ALGEHEEL VOORKOMEN: Een typische spitshond. Gedrongen en kort lichaam, kwadratisch gebouwd. De hals is beweeglijk en goed opgeheven. Rechtopstaande oren. Vacht dik en overvloedig, maar niet borstelig of lang. De staart stevig gekruld over de rug gedragen.
BELANGRIJKE PROPORTIES: vierkant gebouwd. De lengte van de schedel en komt overeen met de lengte van de snuit.
GEDRAG/KARAKTER: onbevreesd, energiek, moedig.
HOOFD: wigvormig, relatief breed tussen de oren, droog
SCHEDEL PARTIJ:
schedel: licht gebogen
stop: duidelijk gemarkeerd, maar niet tè uitgesproken.
AANGEZICHT:
neusspiegel: zwart
snuit: van boven en van opzij gezien geleidelijk taps toelopend. Neusbrug recht.
lippen: strak aangesloten.
kaken/gebit: schaargebit. Compleet gebit
ogen: niet uitpuilend, donkerbruin van kleur.
oren: hoog aangezet, vast en rechtopstaand, relatief klein. De hoogte iets meer dan de breedte aan de basis , puntig en zeer beweeglijk.
HALS: van gemiddelde lengte, sterk, goed opgeheven hals, overvloedige kraag, zonder losse keelhuid.
LICHAAM: sterk, kort van bouw.
bovenbelijning: recht van de schoft tot aan de staartaanzet.
schoft : goed ontwikkeld.
rug: sterk, gespierd en recht.
lendenen: goed ontwikkeld.
kruis: sterk en breed.
borst: breed en diep, goed gebogen ribben
buikbelijning: bijna recht
STAART: hoog aangezet, sterk, verhoudingsgewijs kort. Dikke vacht maar geen vlag/bevedering. Stevig, niet links of rechts, over het midden van de rug gekruld. Van een volwassen hond kan de staartpunt niet recht gebogen worden.
LEDENMATEN
VOORHAND
algemeen: sterk, vast en recht
schouder: schuin geplaatst
bovenarm: matig schuin
elleboog: goed aansluitend, niet naar binnen noch naar buiten gedraaid.
onderarm: van voren zowel als van opzij gezien, recht.
middenvoet voor: van voren gezien: recht; van opzij gezien: matig schuin geplaatst.
Voorvoeten: tamelijk klein, compact, tenen naar voren gericht.
ACHTERHAND:
algemeen: sterk, droog en gespierd. Van achteren gezien parallel. Matig gehoekt.
boven dijbeen: breed en gespierd.
knie: matig gehoekt.
onderbeen: van gemiddelde lengte.
spronggewricht: matig gehoekt.
sprong: in stand mag de sprong niet achter de aanzet van de staart reiken.
voeten: betrekkelijk klein. ovaal van vorm, compact, de tenen recht vooruit.
GANGWERK: licht en moeiteloos. Van voren en achter gezien parallel gaand
HUID: strak, zonder rimpels op het hoofd.
VACHT:
haar : van gemiddelde lengte; dik, grof en overvloedige bovenvacht zonder krullen.
Op het hoofd en de voorbenen kort en zacht; langer op hals, dijen, achterbenen en staart.
zachte ondervacht.
kleur: Grijs, in verschillende nuances. De kleur van de haarpunten van de bovenvacht bepaalt de tint Lichter op de borst, buik, benen, de onderzijde van de staart, onder de staartaanzet en op de “halsbandmarkering”. De “halsbandmarkering” is een ongeveer 5 cm brede loodrechte baan van de schoft naar de elleboog, waar de bovenvacht geen zwarte haarpunten heeft. De oren en voorkant van de snuit zijn donker (donker masker). De donkere lijn van het oog naar de aanzet van de oren bakent het masker af. Lichtgrijze ondervacht.
GROOTTE:
schofthoogte: reuen: ideaal hoogte 52 cm
teven: ideaal hoogte 49 cm.
FOUTEN:
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout beschouwd worden en de ernst van de fout behoort in de juiste verhouding in overweging genomen worden.
▪ ronde of bolle schedel.
▪ spitse of korte snuit.
▪ tanggebit, onregelmatig gebit.
▪ lichte ogen.
▪ te grote of te wijd geplaatste oren.
▪ te korte staart. Een niet vast gekrulde of opzij hangende staart.
▪ platte voeten.
▪ ondervacht die te lange of te kort is.
▪ bruine of gelige vachtkleur. Donkere ondervacht. Roetachtige kleur.
▪ witte staartpunt. Wit op de borst.
▪ onzeker of nerveus temperament.
DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
▪ Agressieve of overmatige angstige honden
▪ honden, die duidelijk psychische afwijkingen of gedragsstoornissen vertonen moeten gediskwalificeerd worden.
▪ boven- of onderbijt.
▪ gele of blauwe ogen
▪ geen rechtopstaande oren.
▪ aangeboren kortstaartigheid
▪ hubertusklauwen aan de achterbenen.
▪ elke andere kleur dan grijs.
▪ een schofthoogte 3 cm onder of meer dan 4 cm boven de ideale hoogte.
N.B.
* Reuen moeten twee duidelijk normale, en volledig in het scrotum ingedaalde testikels te hebben.
* Voor de fokkerij mogen uitsluitend functionele en klinisch gezonde ras typische honden gebruikt worden.
Vertaling: kennel “fra Laikahuset”
Maak jouw eigen website met JouwWeb